Ze zagen het aan de ster,
En ze kwamen van heel ver.
Een Koning moest er zijn geboren,
Maar waar, ze zouden het weldra horen.
In Jeruzalem aangekomen,
Hadden ze nog niets van Hem vernomen,
Tot ze bij Herodes kwamen,
Die riep de schriftgeleerden tezamen.
In Bethlehem te Judea,
Geboren uit de maagd Maria,
Omdat die schriftgeleerden de Bijbel onderzochten,
En het zo aan Herodes vertellen mochten.
Herodes liet de wijzen tot zich komen,
En zei: "In Bethlehem, zoals ik hoorde van de vromen,
Daar moet de Koning der joden zijn geboren,
En als jullie Hem gevonden hebben, laat het mij ook horen.
Toen reisden zij weer door,
En de ster ging hen voor,
Zodat zij het Kindeken vonden,
In doeken gewonden.
Zij hebben Het aanbeden,
Al is dit al heel lang geleden.
Ook nu mogen wij tot Jezus gaan,
Want nog steeds neemt hij zondaars aan.
Ze gaven Hem ook geschenken,
Hierbij kun je aan goud en mirre denken.
Toen dit bezoek ten einde was gekomen,
Kregen ze een goddelijk gezicht in hun dromen.
Dat ze niet naar Herodes mochten, zoals u weet,
Want die was niet blij, maar bracht slechts leed.
Langs een andere weg keerden zij, naar hun land weder,
En dachten aan Jezus, zo liefdevol en teder.
Dit gedicht is ingezonden door Teunis
Volgende kerstgedicht: Kerstgevoel is in aantocht
Vorige kerstgedicht: Alleen met Kerst