Ik wou dat als het Kerstfeest werd, de mensen, groot en klein,
De mensen overal vandaan,
De mensen bruin of wit of zwart of wat ze ook maar zijn,
Rondom één kerstboom zouden staan,
Met alle kaarsen aan.
Ze hoefden niet te zingen, dat is zo gauw gedaan,
Maar wel moesten ze knikken, ja knikken met hun hoofd,
Alsof elk mens de ander voor altijd iets belooft.
Alleen naar klokken luisteren, stil luisteren, hand in hand,
En wat ze daaruit hoorden, vertellen in hun land.
En wat die klokken zeiden, dat gold voor iedereen,
Dat zong over de wereld door al het andere heen.
Waardering: 5.95 met 19 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Jasper
Volgende kerstgedicht: Lofzang van Maria en Elizabeth
Vorige kerstgedicht: Het is weer kerstmis